Coöperaties
Samen sterk

Een op vier Duitsers is lid van een coöperatie. Is het coöperatieve gedachtegoed, waarop ook de Volksbank gebaseerd is, dan typisch Duits? Neen. Het is ooit ontstaan in Frankrijk, en groeide in Engeland uit tot een heuse beweging. De grootste coöperatie ter wereld bevindt zich vandaag dan weer in Spanje.
Von Wolfgang Mulke
Meer dan 1000 jaar geleden vochten de Friezen in het noordwesten van Duitsland tegen de Noormannen: rond het jaar 884 verdreven ze de bezetters uit hun thuisland. Als beloning kregen de burgers van de stad Norden een stuk kustgebied van 1200 ha groot, de zogenaamde Theelacht, die ze vanaf dan gezamenlijk gebruikten en beheerden in een coöperatie. Het was ‘s werelds eerste economische gemeenschap die als een coöperatie georganiseerd was – zo zeggen althans de geschiedkundigen. Economisch gezien bood de Theelacht de leden van de coöperatie eeuwenlang de nodige slagkracht. De Theelacht bestaat vandaag nog, maar heeft niet meer hetzelfde economische belang voor de leden.
Pas veel later, aan het begin van de 19e eeuw, groeide de coöperatieve gedachte uit tot een sociale beweging. De aanleiding hiervoor was de toenemende verarming van de Europese arbeiders, ambachtslui en een deel van de boeren als gevolg van de Industriële Revolutie. In de eerste fabrieken heersten onhoudbare omstandigheden: de arbeiders moesten tot 14 uur per dag werken, kregen weinig loon, kenden ziekte- noch pensioenverzekering en woonden vaak in donkere huurkazernes. In veel Europese landen begonnen mensen na te denken hoe het ook anders kon. Onder hen de Franse wetenschappers Claude de Saint-Simon en Charles Fourier en de Britse arts William King. Het idee van de productiecoöperaties van de Franse politicus Philippe Buchez uit 1831 geldt vandaag als voorloper van de moderne coöperaties. Productiecoöperaties zijn ondernemingen waarin de werknemers tegelijk mede-eigenaar en dus hun eigen werkgever zijn. Ze zijn dus in wezen democratisch georganiseerd en niet alleen gericht op economische winst. De eerste pogingen van Philippe Buchez om zulke coöperaties op te richten – eerst voor timmerlieden, daarna voor juweliers – kenden op lange termijn echter weinig succes.
Minder lang werken, meer rendement
Het was de Brit Robert Owen, leider van een katoenfabriek in Schotland, die het idee van een andere manier van zakendoen voor het eerst met succes in de praktijk bracht. Hij was ervan overtuigd dat goede maatschappelijke betrekkingen voor de arbeiders tot een hogere productiviteit zouden leiden. In 1799 verkortte Owen de werktijd, voerde hij een ziekte- en pensioenverzekering in en zorgde hij ervoor dat de arbeiders dagelijkse gebruiksartikelen goedkoper konden kopen. De efficiëntie van de fabriek nam zienderogen toe. De Britse vakbonden namen zijn idee in dank aan: gezamenlijk zakendoen werd een strategie tegen de armoede van de industrialisering. Het idee van de coöperatie groeide in Engeland uit tot een brede beweging.
In Duitsland werden de ervaringen van Owen overgenomen door jurist Hermann Schulze-Delitzsch en ambtenaar Friedrich Wilhelm Raiffeisen. Halverwege de 19e eeuw organiseerde Schulze-Delitzsch gemeenschapskassen voor ambachtelijke bedrijven, waarmee onder meer het materiaal voor bestellingen kon worden voorgefinancierd. Hieruit ontstonden geleidelijk de coöperatieve Volksbanken, die in Duitsland tot op vandaag een belangrijk marktaandeel bezitten. Ook de Duitse coöperatiewet gaat op dat initiatief terug. Raiffeisen organiseerde dan weer kredietinstellingen voor arme boeren.
Een op vier is lid van een coöperatie
Moderne coöperaties werken volgens een eenvoudig principe: de leden vormen groepen die een bepaald doel nastreven, zonder dat winstmaximalisatie de overhand krijgt. Er bestaan consumentencoöperaties die de leden aan goedkopere producten helpen, bouwcoöperaties voor betaalbaar wonen, kredietcoöperaties voor goedkope leningen en landbouwcoöperaties voor een gezamenlijke afzet van de productie. In alle gevallen zijn de leden tegelijk de eigenaars en de klanten van hun coöperatie. Bijvoorbeeld: in een moderne woningbouwcoöperatie verwerven de huurders aandelen in de coöperatie en kiezen ze de raad van toezicht; op die manier hebben ze invloed op het beheer van het onroerend goed waarin ze wonen, en krijgen ze aandelen uitbetaald wanneer er overschotten worden geboekt.
In Duitsland is de coöperatieve beweging wijdverbreid. Hier zijn 21 miljoen mensen lid van een coöperatie – dat is zowat één op de vier staatsburgers. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Duitsland bij de Unesco een aanvraag tot erkenning als immaterieel cultureel erfgoed indiende. De Unesco keurde de aanvraag goed: in 2016 erkende ze de coöperatie – en daarmee het Europese idee van solidair handel drijven – officieel als cultureel erfgoed.