Rübezahl
Van berggeest tot Gandalf
Illustratie (detail): © Public Domain
Rübezahl, letterlijk Rapenteller, is een berggeest die de mensen angst aanjaagt of bijstaat – afhankelijk van de vertelling. Polen, Tsjechen en Duitsers schreven samen zijn verhaal. En vervolgens maakte een Britse auteur Rübezahl onsterfelijk door een literair monument voor hem op te richten.
Volgens sommigen heeft Rübezahl altijd in het Reuzengebergte gewoond. Volgens anderen is hij er pas in de middeleeuwen, samen met de kolonisten, naartoe getrokken. In die tijd lokte de rijkdom in de bergen mensen uit alle windrichtingen: mijnwerkers, houthakkers en herders uit Silezië, Bohemen, Duitsland, Polen, zelfs Frankrijk en Nederland. De mijnwerkers hoopten metaalerts te vinden. En ze waren overtuigd van het bestaan van een bovennatuurlijke Skarbnik – een schatbewaarder – die slechts enkele gelukkige stervelingen met rijkdom overlaadde.
Houthakkers en herders daarentegen geloofden in een heerser over de natuur, een hoeder van bossen en bergweiden, of de wilde man, die men uit middeleeuwse legenden kende. Mogelijk ontstond zo de figuur van de berggeest – een oeroud wezen dat onderaardse koninkrijken en bergpassen bewaakte. De berggeest had vele namen en kon iedere gewenste gestalte aannemen: meestal verscheen hij als oude man, monnik of reus, maar hij kon zich ook veranderen in een mooie ridder.
Met hoeven en hoorns
Toch wijkt de eerste afbeelding van Rübezahl verrassend sterk af van de illustraties bij sprookjes uit de 19e en 20e eeuw. In de 16e eeuw beeldt cartograaf Martin Helwig hem af op zijn landkaart van Silezië. Tegen de achtergrond van het Reuzengebergte is aan de voet van de Sneeuwkop het silhouet te zien van een eigenaardige gestalte, die sterk doet denken aan afbeeldingen van de duivel uit die tijd: hij heeft hoeven en hoorns, een vogelkop en een wapperende staart. De figuur leunt op een stok of een lans en doet dus een beetje denken aan een wapendier. Daaronder staat duidelijk te lezen: ‘Rübenczal’. Die eerste bekende afbeelding is tegelijk de enige die zo sterk het demonische karakter van de figuur benadrukt. 
De berggeest had vele namen en kon iedere gewenste gestalte aannemen: meestal verscheen hij als oude man, monnik of reus | Animatie: Kajetan Obarski | Animatie: Kajetan Obarski
Misschien is dit een spoor dat terugvoert naar de oorspronkelijke identiteit van Rübezahl, want de vroege Europese goden werden na de kerstening gedegradeerd tot duivels en boosaardige demonen. Sommigen menen in Rübezahl een late uiting van de verering van Scandinavische en Germaanse goden te herkennen, zoals Odin, Heimdall of Thor. Van al die goden heeft de berggeest uit het Reuzengebergte wel iets weg.Maar ook de folklore van de mijnwerkers en hun geloof in bovennatuurlijke wezens, beide door Duitse en Tsjechische kolonisten naar Silezië meegebracht, speelden een rol. Jan Długosz, de belangrijkste Poolse kroniekschrijver, tekende op dat in 1367 enkele burgers uit de stad Bytom, waarnaast een lood- en zilvermijn lag, twee priesters vermoordden. De latere overlevering voegde eraan toe dat het tweetal een pact had gesloten met de duivel, die over de bodemschatten heerste en de stad rijkdom had toegezegd.
Schatbewaarder van en heerser over de mijn
Vanaf de 16e eeuw maken geleerden uit Tsjechië en Polen melding van Rübezahl – of beter gezegd, een geest die de Silezische ertslaag bewaakte. In 1622 verscheen het gedicht Officina ferraria van de Silezische auteur Walenty Roździeńskis. Het beschrijft de mijnbouw, de rijkdom van Silezië en... de bovennatuurlijke wezens waarmee de mijnwerkers in aanraking komen. Naast talloze kleinere demonen noemt het gedicht een wezen dat in de buurt van de berg de Sneeuwkop huist, zich in een ‘verschrikkelijke gedaante’ vertoont en mensen graag voor de gek houdt, maar hen nooit kwaad doet. Die korte beschrijving sluit naadloos aan bij de legenden over Rübezahl. Tot op de dag van vandaag vertellen de Sileziërs elkaar verhalen over Skarbnik, de schatbewaarder en heerser van de mijn, die de mijnwerkers bijstaat zolang ze hem met respect bejegenen. Zo niet, dan neemt hij wraak door mijngangen in te laten storten of onder water te zetten. In die verhalen lijkt hij op Rübezahl, ook omdat de mijnwerkers zijn naam niet durfden uit te spreken.
Rübezahl joeg mensen de stuipen op het lijf – mijnwerkers durfden zijn naam niet uit te spreken. Animatie: Kajetan Obarski | Animatie: Kajetan Obarski
En dan te bedenken dat juist de geschiedenis van die naam zo interessant is: de Duitse naam ‘Rübezahl’ vormde de basis voor min of meer letterlijke Poolse afleidingen. Liczyrzepa, Rzepolicz, Rzepiór, Rzepnicz – in elk van deze aanduidingen zien we de stam ‘raap’ terug, in het Pools: rzepa. Maar dat verband werd pas betrekkelijk laat gelegd. De herkomst van het vanaf de 16e eeuw in tekstbronnen voorkomende ‘Rubinzal’ of ‘Rübinczal’ is onbekend.
Als sprookje in de hele wereld
Johann Karl August Musäus, een auteur uit de tijd van de verlichting, was een van de eersten die de overleveringen over Rübezahl bijeenbracht. In het tweede deel van zijn Volksmährchen der Deutschen, dat de titel Legenden von Rübezahl droeg en in 1783 verscheen, komt het verhaal voor van een berggeest die een Silezische prinses ontvoerde: als de koningsdochter het onderaardse rijk van de berggeest wil ontvluchten, vraagt ze hem de rapen op zijn akker te tellen. Zo kan ze hem afleiden en in de wereld van de mensen terugkeren. Sindsdien wordt de erin geluisde berggeest spottend Rübezahl - ‘Rapenteller’ - genoemd. Musäus’ sprookje, dat aanknoopte bij motieven uit het verhaal van Rübezahl, maar er een eigen draai aan gaf, verbreidde zich over de hele wereld.In latere legenden en sprookjes staat al dat de berggeest de naam Rübezahl niet kan uitstaan en bereid is iedereen te doden die hem in de mond neemt. De Tsjechen pakken het beter aan dan de Duitsers en Polen. Ze noemen hem respectvol Krakonoš en vernoemen een hele bergketen naar hem. Het Reuzengebergte heet Krkonoše in het Tsjechisch. In Tsjechische legenden is Rübezahl trouwens meestal een hulpvaardige heerser over de bergen, die rijkdom brengt en mensen bijstaat.
Rübezahl strafte ooit een kleermaker met een helse rit op een vliegende bok. Animatie: Kajetan Obarski | Animatie: Kajetan Obarski
In sprookjes is Rübezahl meestal een redder in nood, die arme boeren goud schenkt, maar oneerlijke handwerkers er flink van langs geeft. Bekend is het verhaal van de kleermaker die een jas voor Rübezahl moest naaien en hem oplichtte bij het nemen van de maten. De berggeest straft hem met een helse rit op een vliegende bok.
„The origin of Gandalf“
Vanaf de 19e eeuw, toen kuurvakanties in de mode kwamen, werden pensions naar Rübezahl vernoemd en prijkte hij vaak op de uiterst kitscherige ansichtkaarten en souvenirs uit kuuroorden. Maar daarna beïnvloedde hij de huidige cultuur nog veel meer dan de meeste mensen hadden kunnen vermoeden. Auteur J.R.R. Tolkien kocht ooit zo’n souvenir: een Rübezahl-ansichtkaart waarop Josef Madleners tekening ‘De berggeest’ stond afgebeeld. Daarop was de heerser van het Reuzengebergte als oude man met mantel en grote hoed te zien.De auteur schreef een paar woorden op de kaart: ‘The origin of Gandalf’ (‘De herkomst van Gandalf’). En zo leeft Rübezahl – de berggeest van de Sileziërs, Duitsers, Tsjechen en Polen – tot op de dag van vandaag voort als tovenaar in de boeken en films van de serie In de ban van de ring. Rübezahl, de figuur van de machtige heerser met bovennatuurlijke krachten, diende als voorbeeld voor een van de meest indrukwekkende personages uit de fantasyliteratuur.
-
Rübezahls Königreich
Panorama des Riesengebirges von 1935. Legenden zufolge wohnte der Berggeist unterirdisch, irgendwo in der Gegend um die Schneekoppe. Zahlreiche Geister, Dämonen und Fantasiewesen bauten für ihn die Erze und Edelsteine ab und häuften sie in Schatzkammern an. Von Zeit zu Zeit verließ Rübezahl sein Reich und begab sich unter die Menschen, denen er zur Seite stand und Streiche spielte, die er aber auch bestrafte, wenn sie sich etwas zuschulden kommen ließen. -
Neben der Schneekoppe
Auszug aus einer Landkarte von Martin Helwig (1516-1574): Erste Land-Charte vom Hertzogthum Schlesien, Wrocław (Breslau) , 1738. Links neben den Tatzen des tschechischen Wappenlöwen ist die Śnieżka, die Schneekoppe, zu sehen. -
Rübezahl in teuflischer Gestalt
Die erste Darstellung Rübezahls auf Helwigs Landkarte. Am Fuße der Schneekoppe sieht man die Gestalt mit Hufen, Vogelkopf und Hirschgeweih, darunter den Schriftzug „Rübenczal“. -
Ein Ritter im Kampf mit dem „Wilden Mann“
Diese Illustration von Hans Burgkmair, entstanden um 1500, bildet die mittelalterliche Sage von Sigenot ab. Der Wilde Mann, eine Fantasiegestalt aus mittelalterlichen Legenden, die als bärtiger, mit Fell bewachsener Riese dargestellt wird, gilt als ein Vorbild für Rübezahl. Ähnlich wie bei einigen Darstellungen von Rübezahl kommt in den Legenden um den Wilden Mann das Motiv der entführten Königstochter vor, das ebenso aus der Geschichte bekannt ist, die die Entstehung von Rübezahls Namen erzählt. -
Herrscher über die Natur
Skandinavische Gottheiten auf einer Illustration von Donn P. Crane. Manchmal werden Parallelen zwischen Rübezahl und alten germanischen Gottheiten hergestellt. Ähnlich wie diese griff der Berggeist in die Angelegenheiten der Menschen ein, besaß Befehlsgewalt über die Natur und zahlreiche Fantasiewesen. Rübezahl wird am häufigsten mit Odin oder Thor verglichen – mit Thor hat er die Herrschaft über Donner und Blitz gemein. -
Wesen aus der Welt des Bergbaus
Rübezahl regierte angeblich über ein unterirdisches Reich, in dem ihm Scharen von Geistern, Zwergen und Schraten seine Schatzkammer mit wertvollen Erzen und Edelsteinen füllten. Schlesische, polnische, tschechische und deutsche Überlieferungen kennen eine Vielzahl von übernatürlichen Wesen aus der Welt des Bergbaus, die den Arbeitern im Bergwerk helfen, aber auch schaden konnten. Im Riesengebirge dienten alle diese Wesen dem Berggeist (Illustration aus der französischen Sammlung Contes populaires de l'Allemagne, 1846). -
Rübezahl als Mönch
Ab dem 18. Jahrhundert wurde Rübezahl in den Legenden zumeist als bärtiger, oftmals auch rothaariger Riese, Greis oder Mönch dargestellt. Es wird angenommen, dass die Darstellung als Mönch ein Nachhall aus der Zeit der mittelalterlichen Besiedlung Schlesiens ist, gehörten doch damals die Bergwerke häufig zu Mönchsorden (Postkartenausschnitt von ca. 1900). -
Der Berggeist trägt viele Namen
Am geläufigsten ist der Name „Rübezahl“, den die schlesische Bevölkerung, die Deutsch und Polnisch sprach, verwendete – die genaue Wortherkunft ist bis heute nicht geklärt. Der Schriftsteller Johann Karl August Musäus erdachte Ende des 18. Jahrhunderts die Geschichte von der Königstochter und den verzauberten Rüben, die in die beliebtesten Sammlungen volkstümlicher Märchen einging (Titelseite der Sammlung Die deutschen Volksmährchen von Musäus). -
Märchen von verzauberten Rüben
In Musäus’ Märchen erblickt der Berggeist die schöne schlesische Königstochter und verliebt sich auf den ersten Blick in sie. Er nimmt die Gestalt eines jungen Ritters an und entführt sie in sein Reich. Um ihr die Zeit zu versüßen und ihre Einsamkeit zu lindern, schenkt er ihr verzauberte Rüben, die sich in alles verwandeln können, was ihr Herz begehrt (Illustration aus Silesian folk tales von James Lee und James T. Carey, 1915). -
Als „Rübezahl“ verlacht
Die Königstochter verwandelt die Rüben in ihre Hofdamen. Doch ihre Gespielinnen welken – so wie das Gemüse – recht schnell dahin und sterben. Die unglückliche Prinzessin beschließt daher, zu fliehen. Um den Berggeist abzulenken, fordert sie ihn auf, die in seinem Garten wachsenden Rüben genau zu zählen. Ihr Plan geht auf, sie kann unbemerkt entkommen, und der Berggeist wird fortan mit dem Schmähnamen „Rübezahl“ bedacht (Illustration von Albert Robid für die französische Übersetzung von Musäus’ Märchen: Contes populaires de Musaeus, 1900). -
-
Höllenritt auf einem fliegenden Bock
In Märchen ist Rübezahl meist ein Helfer der Bedürftigen, der arme Bauern mit Gold beschenkt – aber auch unehrlichen Handwerkern strenge Lehren erteilt. Bekannt ist die Geschichte vom Schneider, der einen Mantel für Rübezahl nähen sollte und ihn beim Maßnehmen übers Ohr haute. Der Berggeist bestraft ihn dafür mit einem Höllenritt auf einem fliegenden Bock (Illustration aus Silesian folk tales von James Lee und James T. Carey, 1915). -
Held der einfachen Leute
Schließlich wird Rübezahl in einigen Erzählungen als übernatürlicher Held der einfachen Leute dargestellt. Er widersetzt sich der Ausbeutung der schlesischen Bauern, Weber und Bergleute und erteilt den Landbesitzern, die ihre Untertanen ausnutzen, harte Strafen. Diese Erzählung ist besonders in den tschechischen Legenden von Krakonoš populär (Illustration von Franz Müller-Münster). -
Auf Souvenirs und Ansichtskarten
Als sich der Tourismus entwickelt und die schlesischen Kurorte berühmt werden, wird Rübezahl zu einer Art Maskottchen des Riesengebirges: Rübezahl-Darstellungen zieren von nun an zahlreiche Ansichtskarten und Souvenirs. Zugleich entstehen weitere Märchen, die in der Überganszeit vom 19. zum 20. Jahrhundert spielen. Darin hilft der Berggeist Reisenden oder schwerkranken Kurgästen (Ansichtskarte von ca. 1900). -
Aus Rübezahl wird Gandalf
Die Darstellung Rübezahls als bärtiger, häufig Pfeife rauchender Greis im Mantel, zuweilen auch mit großem Hut, gelangte in Form einer Ansichtskarte in die Hände des britischen Schriftstellers J.R.R. Tolkien. Tolkien selbst gab später an, dass es Rübezahl war, der ihn zur Figur des Zauberers Gandalf aus Der Hobbit und Der Herr der Ringe inspirierte (Illustration von Franz Müller-Münster).
