Van gastland tot literatuurster

De belangstelling voor het gastland van de Franfurter Buchmesse boekenbeurs is groot, elk jaar weer. Maar het effect is alleen blijvend als de landen zich houden aan een aantal regels.
Grote tafels in de boekwinkels met tientallen vers vertaalde boeken van overwegend onbekende schrijvers uit het gastland van dat jaar: elk jaar weer het bewijs dat de internationale boekenbeurs in Frankfurt plaatsvindt. Het Buchmesse-Schwerpunkt, speciale aandacht voor één bepaald land, lijkt goed te werken, maar wat beklijft er van al die aandacht als de beurs na vijf dagen afgelopen is? Kunnen het gastland en het literaire bedrijf van het land in kwestie er op de lange duur van profiteren?
Met de nominatie van een land als eregast op de Buchmesse komen om te beginnen de raderen van de vertaalmolen op gang. Gemiddeld komt er geld vrij voor zo’n veertig tot vijftig titels. Nicole Witt, eigenaar van agentschap Mertin in Frankfurt, gespecialiseerd in onder andere Portugese en Braziliaanse literatuur, wijst erop dat vertalingen voor de literatuur van bepaalde talen van heel groot belang kunnen zijn: ‘Ongeveer tweederde van de vertalingen op het gebied van fictie zijn uit het Engels, dan volgen Frans, Italiaans en Spaans. Portugees staat helemaal onderaan, omdat nu eenmaal weinig vertalers deze taal beheersen.’ Toen Portugal in 1997 en Brazilië in 2013 gastland van de boekenbeurs waren, betekende dat een enorme stimulans voor de literatuur van die landen. ‘Vooral Brazilië profiteerde enorm. Daar werd in de jaren voor het optreden op de Buchmesse behalve Coelho bijna niets vertaald.’ Tussen 2011 en 2013 werden er inderdaad bijna twee keer zoveel boeken uit het Portugees in het Duits vertaald dan in de twintig jaar daarvoor.
Vertalingen werken
De regeringen van de landen in kwestie zijn verantwoordelijk voor het oprichten van fondsen om vertalingen te subsidiëren en spelen dus een uiterst belangrijke rol in het internationale boekenbedrijf. Tot die fondsen richten de uitgevers hun aanvragen als ze interesse voor bepaalde schrijvers hebben. Zo stelde Brazilië 8000 Amerikaanse dollar per vertaalproject ter beschikking. Het is van belang, aldus Nicole Witt, dat de subsidie ook na de Buchmesse doorgaat. Ze wijst op Argentinië, gastland in 2010: daar wordt nog steeds 2300 dollar per project ter beschikking gesteld. Doorlopende financiering van vertalingen is dus van doorslaggevend belang voor het effect van het optreden op de Buchmesse op de lange duur. Dat weet ook Simone Bühler, projectleider van de gastlandprogramma’s, maar al te goed: ‘De gastlanden vormen wel organisatieteams, maar die worden na de Buchmesse vaak weer opgeheven. Dat is natuurlijk niet de manier om duurzame invloed te garanderen.’ Maar over het algemeen kun je pas na een jaar of twee, drie zeggen of de gastlandprojecten succes hebben gehad.Thomas Böhm, in 2011 programmaleider voor het gastland IJsland: ‘In de regel maken alle gastlanden één grote fout: omdat het geld uit de staatskas komt, heeft de toekenning ervan ook altijd een politiek aspect. Het gaat bijna altijd om representatie.’ En dus minder om de literatuur zelf. Dat begint er volgens hem al mee dat de gastlanden altijd met een eigen concept komen, zonder zich vooraf een beeld te vormen van de eigenaardigheden van de Duitse markt. Vaak wordt vergeten dat het gaat om ‘goede verhalen, goede schrijvers, goede boeken’. In dat opzicht zijn de meeste organisatoren doof voor goede raad. ‘Terwijl een literaire cultuur in het buitenland moet worden gelanceerd, net zoals dat gebeurt bij een nieuw merk dat men op de markt wil zetten.’ En dat is iets wat jarenlange aandacht en inzet vergt. Daarom is de subsidie voor vertalingen alleen niet genoeg. Volgens hem ontbreekt het vaak aan professionaliteit op het gebied van PR, marketing en reclame. IJsland heeft dat in 2011 wat handiger aangepakt met een speciaal binationaal organisatieteam, dat van meet af ook rekening hield met de Duitse markt. IJsland had natuurlijk ook het geluk dat een aantal IJslandse auteurs al lang voor de Buchmesse furore maakte in Duitsland en de literaire lezers meteen al geïnteresseerd waren.
Het Nederlandse voorbeeld
Voor de experts in de literaire wereld gelden de Nederlanders nog steeds als lichtend voorbeeld, aldus Holger Ehling. Hij was een aantal jaren eerst persvoorlichter, daarna chef interne communicatie van de Buchmesse. De Nederlanders zetten voor hun gastlandproject in 1993 een speciale organisatie op, het Letterenfonds in Amsterdam. Een centraal en verregaand onafhankelijk, onbureaucratisch aanspreekpunt, dat alle aanvragen uit het buitenland direct en pragmatisch afhandelt en adequaat beantwoordt. ‘Hier ligt de kiem van de sterke presentie van de Nederlandse literatuur en inderdaad de populariteit van een schrijver als bijvoorbeeld Cees Nooteboom,’ verzekert Holger Ehling.Ook al verloopt het optreden op de Buchmesse niet voor alle gastlanden zo florissant als voor Nederland, één organisatie profiteert er in elk geval altijd van, gelooft Holger Ehling: ‘dat is de Frankfurter Buchmesse boekenbeurs zelf. Het gastland is verreweg het belangrijkste PR-instrument, gemeten aan de kolomruimte in kranten en de zendtijd op radio en TV en allerlei evenementen die eromheen georganiseerd worden.’ Met elk gastland begint de hele cyclus van zaaien en wachten op de oogst opnieuw. Je weet van tevoren nooit of een opzet zal aanslaan. Maar de kansen liggen er in elk geval.