Sherko Fatah
Op de breukvlakken van culturen

Met de onderscheiding van de Berlijnse verteller Sherko Farah voor zijn roman ‚Der letzte Ort‘ beantwoordt de Chamisso-prijs meer dan ooit aan zijn eigen doelstellingen.
2015 kon voor de in 1964 in Oost-Berlijn geboren Sherko Fatah niet beter beginnen. Eerst kreeg hij de Grote Kunstprijs van zijn geboortestad en kort daarna besloot de jury van de Adelbert-von-Chamissoprijs de auteur te onderscheiden. Dat werd ook tijd, zou je kunnen zeggen. Want Fatah heeft sinds 2001 al drie bijzondere romans gepubliceerd, die allemaal cirkelen rond één onderwerp: de ervaring van oorlog, terreur en geweld. Dat juist nu de belangstelling voor zijn werk opleeft is misschien te wijten aan het internationale politieke klimaat. Want ook zijn jongste roman Der letzte Ort (2014: Nederlandse vertaling door Pauline de Bok: In andermans handen, Cossee 2017) speelt weer in het door oorlog en geweld verscheurde Irak, een land dat sinds de jaren 90 viermiljoen mensen hebben verlaten. Maar wie meent dat de schrijver snel even in een actueel thema is gedoken om een politiek brandend vraagstuk uit te buiten, zit er ver naast.
Historisch steeds concreter
Sherko Fatah groeide op in de ddr als zoon van een Irakese Koerd en een Duitse moeder. In 1975 verhuisde het gezin eerst naar Wenen en toen naar West-Berlijn, waar Fatah kunstgeschiedenis en filosofie studeerde. Irak en met name de Koerdische gebieden kent hij van de vele familiebezoeken, vooral in Soeleymania, een stad aan de grens met Iran. Toch staan vragen over de islamitische identiteit niet op de voorgrond in zijn boeken. ‘Mijn vader was socialist,’ benadrukt hij. En vervolgens maakt de eloquente auteur een kleine historisch uitstapje. Over hoe kosmopolitisch de regio onder de Ottomaanse heerschappij was, met grote joodse gemeenten in Bagdad en Damaskus. Met de komst van de Britse koloniale macht begonnen de problemen. Natuurlijk is dat niet de enige oorzaak van de gruwelijkheden. Fatahs heeft in zijn romans als geen ander oog voor de nuances. Zijn hoofdpersonages zijn vaak naïeve jongemannen; meelopers, die alle denkbare onmenselijkheden moeten ondergaan. Aanvankelijk lijken er nog veel verschillende opties voor het open: een bescheiden maar eerlijk burgerleven, een risicovol maar lucratief bestaan als smokkelaar, zich aansluiten bij een van de strijdende groepen of ten slotte de vlucht in de verbanning. Fatah blijft dicht bij de verifieerbare realiteit. Zijn romans worden historisch steeds concreter. De horizon is breed, zoals ook zijn voorlaatste boek Das Weiβe Land (2011) laat zien. Hier gaat het over een verregaand onbekend hoofdstuk uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Fatah grijpt terug op de samenwerking tussen de zogenaamde Reichsführer-SS, Heinrich Himmler, en de grootmoefti van Jeruzalem. Die samenwerking liep uit op de oprichting van een Arabische SS-divisie, die ook aan het Duitse oostfront werd ingezet. Critici hebben deze roman – maar ook Fatahs andere boeken – een al te excessieve beschrijving van geweld verweten. Maar juist in het onderzoek naar de verschillende uitingsvormen van geweld ligt zijn kracht: hoe de rustige beschrijving van de Koerdische bergwereld plotseling omslaat in pure horror als Saddams soldateska mensen uit helikopters gooien, dat is met aangrijpende indringend geschilderd.
Vertrouwen of verraad?
Fatah loopt in zijn boeken vooruit op wat tegenwoordig dagelijks de kranten vult: de bloeiende ontvoeringsbusiness, gruwelijke executies voor lopende camera’s. In Der letzte Ort worden de beide protagonisten, de Duitse archeologe Albert en zijn tolk en chauffeur, Osama, door gewapende mannen ontvoerd. Murw door de martelingen en onzekerheid taant hun hoop op bevrijding. Ze worstelen om elkaar te begrijpen, wantrouwen elkaar, betichten elkaar van verraad.
Sherko Fatah leest voor uit zijn roman ‚Der letzte Ort‘
Absoluut stof voor een thriller, en af en toe neemt de schrijver de lezer ook mee in die sfeer, om even later een compleet onverwachte weg in te slaan. Waar het voor Fatah om gaat is de ‚asymmetrieën die ontstaan op de breukvlakken van de culturen‘. Wat weegt zwaarder, vertrouwen op wederzijdse hulp of culturele vorming en beperkingen? Alleen een auteur met een biografie als Sherko Fatah kan zulke constellaties verzinnen. Albert en Osama, beiden gedesillusioneerd, zij het om verschillende redenen, slagen er door hun wantrouwen niet in elkaar en zichzelf te redden. Ook al laat Fatah het einde open, toch wordt duidelijk dat begrip weliswaar op bepaalde punten mogelijk is, maar dat de verhouding tussen West en Oost te ingewikkeld is om te ontkomen aan de vicieuze cirkel van beschuldiging en projecties. Wat dat betreft is er in de geschiedenis van de Chamisso-prijs zelden een winnaar geweest die zo naadloos aansluit bij de doelstelling en de noodzaak van deze prijs.
In het Nederlands verschenen eerder bij Cossee van Sherko Fatah: We gaan als het donker wordt (Vertaling van Das dunkle Schiff) en De dief van Bagdad (Vertaling van Ein weites Land), ook vertaald door Pauline de Bok.