Cut it out – films tegen censuur
Op initiatief van het Goethe-Institut maken gerenommeerde regisseurs uit 20 landen korte films tegen censuur van maximaal 45 seconden. De films zijn een zichtbaar teken van solidariteit met de mensen in alle landen waar de vrijheid van meningsuiting beperkt is. Ze willen de aandacht vestigen op het gevaar van censuur dat ook zogenaamd liberale samenlevingen bedreigt.
Ter gelegenheid van de internationale start van het project worden de eerste 14 films gepubliceerd en via sociale media verspreid. In de komende weken volgen er meer. De Duits-Franse cultuurzender ARTE fungeert als mediapartner.
De regisseurs van het project komen uit de volgende landen: Angola, Bosnië & Herzegovina, Brazilië, China, Duitsland, Georgië, Groot-Brittannië, Indonesië, Israël, Oostenrijk, de Filipijnen, Polen, Roemenië, Rusland, Thailand, de Tsjechische Republiek, Turkije, Hongarije, de Verenigde Staten en Vietnam.
Cut it out - films tegen censuur
Een museumdirecteur wordt ontslagen omdat zijn aanpak niet strookt met de eisen van de nationale geschiedschrijving. Een liberale universiteit verliest zonder opgaaf van reden haar vergunning. Een filmfonds wordt door het ministerie van cultuur gedwongen om de namen vrij te geven van docenten die pleiten voor steun aan politiek onwelgevallige films. Een journalist doet onderzoek naar vermeende staatscorruptie en wordt bedreigd met vervolging.
Wij zijn de nieuwe
Van klassieke autocratieën is het al lang bekend: de onderdrukking van politieke oppositie, afwijkende meningen en standpunten. Maar inmiddels wordt censuur als (cultuur)politiek instrument ook steeds meer ingezet in landen die zichzelf democratisch noemen. Ze beweren weliswaar dat daarmee hogere belangen worden gediend, maar doen dat niet zelden met andere bedoelingen. Zo constateerde David Kaye, speciaal VN-rapporteur voor de vrijheid van meningsuiting, eind 2016: “Ik maak me vooral zorgen over het feit dat veel regeringen legitieme gronden voor bepaalde beperkingen – zoals de bescherming van de nationale veiligheid en openbare orde of de rechten van het individu – als vijgenbladeren gebruiken om onwelgevallige meningen of kritiek op de staat en zijn vertegenwoordigers aan te pakken.” In het licht van immense politieke en maatschappelijke, technologische en ecologische uitdagingen in de wereld lijkt de vrijheid van meningsuiting in de ogen van veel mensen eenoverbodig goed te worden. Maar dit ondergeschikte karakter bedriegt. De vrijheid van meningsuiting en de kunst zijn onontbeerlijk om de toekomst vorm te geven. Zij vormen namelijk de basis voor uitwisselingsprocessen die onmisbaar zijn om al deze huidige en toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden.
Wat er niet is, kan niet verdwijnen
Nog problematischer dan de daad van de censuur zelf zijn de psychologische gevolgen ervan. Censuur leidt tot zelfcensuur en dat is beslist geen bijzaak. Pas door zelfcensuur krijgt censuur het uitgebreide effect dat het uiteindelijke doel is. Terwijl de censuuringreep zelf nog te bestrijden is omdat deze als feitelijke gebeurtenis althans theoretisch weerlegbaar is, ontbreekt van zelfcensuur elk concreet bewijs. Want hoe kan het ongezegde worden gehoord en het ongeschrevene worden gelezen? Het is niet van de aardbol verdwenen, maar het is er nooit geweest. Al bijna veertig jaar geleden waarschuwde schrijfster Ingeborg Drewitz in haar bundel Mut zur Meinung: “Het is beslist niet zo dat de gevallen van praktische censuur die in dit boek te lezen zijn inmiddels als een gevolg van publieke hysterie kunnen worden geclassificeerd en daarmee als afgedaan mogen worden beschouwd, het boek dus slechts moet worden gezien als een samenvatting van een fatale ontwikkeling. Integendeel, er is een gewoonte ontstaan van voorzichtigheid, van het liever-niet-zeggen.”De jagende koning
Toen hij werd geïnterviewd over het fenomeen censuur, wees een van de deelnemende regisseurs, Temur Butikashvili, op de 18de-eeuwse vorst, monnik, diplomaat en schrijver Sulchan-Saba Ordeliani uit Georgië, die de fabel “De koning en de schilder” schreef. Daarin vertelt hij over een koninkrijk waarvan de heerser op een dag een portret van zichzelf wenste. Er werd een schilder opgetrommeld, die echter wanhopigwerd van de opdracht die hij moest vervullen, want de koning was aan één oog blind. “Als ik hem met twee gezonde ogen schilder”, zo dacht de schilder, “zal ik van liegen worden beticht. Maar schilder ik hem met één oog, dan zal het ook zijn ongenoegen wekken. Ik ben ten dode opgeschreven!” Maar terwijl de schilder nog worstelde met zijn lot, kreeg hij een idee. De koning, wiens passie voor de jacht alom bekend was, schilderde hij al richtend met een geweer in zijn hand en samengeknepen ogen. Met dit portret was de koning tevreden en het redde de schilder van de dood.
Wolf Iro
wolf.iro@goethe.de
wolf.iro@goethe.de