Snelle toegang:

Direct naar inhoud gaan (Alt 1) Direct naar hoofdnavigatie gaan (Alt 2)

Duurzaam ondernemen en de klimaatcrisis
Ipsos custodes: Hoe maatschappelijk verantwoord ondernemen in de hand werken?

Wie wir mehr unternehmerische Verantwortung erwirken können
© Goethe-Institut Italien | Illustration: Caterina Laneri

 Een prachtige zomerochtend aan de Toscaanse kust. Ondanks het ochtendgrijs dat nog klam aanvoelt van de voorbije nacht, is jong en oud al onderweg richting kust om het beste plekje op het strand te bemachtigen. Gehuld in bonte badkleding en gewapend met koeltassen vol drank en broodjes pakken tegen het middaguur honderden zonnekloppers er samen, om hun handdoeken uit te spreiden op dit unieke stukje strand dat met z’n witte zand en turkooisblauwe water in niets moet onderdoen voor het Caribische paradijs. Niemand die zich lijkt te storen aan het bos van schouwen en schoorstenen dat de lucht achter hen aan het zicht onttrekt.

De wet als alibi

Al honderd jaar stort en loost de chemische fabriek van Solvay in Rosignano haar industriële afval op de omliggende stranden en in zee: dat de witte kleur van het zand en de zeebodem een gevolg is van sodapoeder, is geen geheim. En toch zijn de vertegenwoordigers van het Belgische chemische bedrijf absoluut zeker dat dit stukje kust geschikt is om er te baden. Ondanks het rapport van de Verenigde Naties uit 1999 dat het strand beschrijft als “een van de 15 sterkst vervuilde kustgebieden langs de Middellandse Zee”, ondanks het ARPAT 2014 rapport dat het kwikgehalte in het zand op de korrel neemt, ondanks de parlementaire vraag uit 2018 (p. 101), die “de verontreiniging door arseen, chroom en andere zware metalen van bodem en grondwater” aankaart, ondanks... Ik stop hier, want mijn artikel mag het opgelegde aantal woorden niet overschrijden, anders kon ik nog wel even doorgaan met de opsomming.

En toch beweert Solvay zich aan de letter van de wet te houden. En dat klopt.

Aan het langste eind

In 2003 zag Solvay, dat toen jaarlijks om en bij de 200 ton aan vaste stoffen in suspensie in zee loosde, zich door schandalen verplicht in te stemmen met een overeenkomst van 60 ton. Na ondertekening van het verdrag ging Solvay lustig door met de milieuverontreiniging, alsof er niets was gebeurd. Als de berg niet naar Mozes komt, gaat Mozes (het ministerie van milieu) wel naar de berg. De uitzonderingsregeling uit 2015 voor 250 ton (min 12, 10) zette voor het bedrijf in feite het licht op groen om het milieu nog meer dan voorheen te vervuilen. Intussen bleven de arbeiders van de onderneming – met kankercijfers die ver boven het regionale gemiddelde liggen - verweesd achter, met het gevoel dat voor hun werkgever en voor wie hen moest beschermen, slechts één vorm van duurzaamheid bestaat: de economische.

Solvay is lang geen alleenstaand geval, maar wel een voorbeeld van een patroon. Denk aan de eindeloze ILVA-saga: de staalfabriek in de door werkloosheid geteisterde stad Taranto is een regelrecht kankervehikel (p. 11). Tegelijk zorgt de fabriek voor 3/4 van de inkomsten van de stad. Gevolg? De tragische paradox van arbeiders die hun vrienden aan kanker zagen sterven, maar blijven hopen dat de fabriek de deuren niet sluit. In regio’s waar het spook van de werkloosheid rondwaart, trekt ieder bedrijf dat tienduizend werknemers tewerkstelt aan het langste eind. Ze deinzen er niet voor terug om in ruil voor het openhouden van de fabriekspoorten straffeloosheid en overheidsgeld af te dwingen.


Wat betreft de tragische paradox die leidt tot coëxistentie met de staalfabriek uit angst voor werkloosheid. Wat betreft de tragische paradox die leidt tot coëxistentie met de staalfabriek uit angst voor werkloosheid. | © Goethe-Institut Italien | Illustratie: Caterina Laneri

“Wie bewaakt de wachters?”

Onwettige afspraken en belangenconflicten zijn dan wel realiteit, toch schetsen beide gevallen een relatief duidelijk beeld: de instellingen willen wel, maar staan machteloos. Je kunt grote multinationals moeilijk veroordelen als je weet dat ze nog liever de zaak opdoeken dan hun installaties met de geldende voorschriften in overeenstemming te brengen. De wetgeving is er, maar voor de lagere overheden is het geen sinecure om die ook af te dwingen. Beslissingen die dergelijke fabrieken tot sluiten dwingen, zouden meteen ook een kruis halen over de tewerkstelling van honderden of duizenden mensen: politieke zelfmoord voor individuele kandidaten en hele partijen.

Vandaar de vraag: “Wie bewaakt de wachters?” zoals Juvenal het al in zijn satires schrijft. Gaat het om verantwoord ondernemen, dan moet het antwoord van de milieubeweging daarop onveranderlijk als volgt luiden: “Daar zorgen wij voor.”

Het pad richting verantwoord ondernemen

Hoewel intussen wat uit de mode, blijft “think global, act local” een goede strategie. Belangrijk is om structuren te ontwikkelen die een brug slaan tussen activistische burgerinitiatieven zoals het Nationaal Observatorium voor asbestbelasting in Rosignano of de vereniging Liberi e Pensanti (Vrij en Denkend) in Taranto (om er slechts een paar te noemen) en grote milieubeschermingsorganisaties, waaronder Bluebell Capital en Legambiente. Het gemeenschappelijke doel is om iedere werkplek die door fabriekssluitingen verloren gaat, te vervangen door een groene job. Die conversie voorkomt negatieve maatschappelijke gevolgen en vergroot de veerkracht van gemeenschappen die worden getroffen door milieurampen. Tegelijk moeten we ieder mogelijk mediumplatform gebruiken om het debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen openbaar te voeren, zoals de organisatie Corporate Accountability dat doet. Om te beginnen, moeten we tijdens verkiezingscampagnes van de kandidaten duidelijke standpunten eisen rond de vraag hoe met grote multinationals moet worden onderhandeld. Dat is de eerste stap in de richting van het bewaken van de wachters waarover we het eerder hadden. Een opgave die minstens even moeilijk is als de opgelegde woordenlimiet voor dit artikel niet te overschrijden (gefeliciteerd als je het einde van deze wall of text toch haalde). We mogen echter de teugels niet vieren zolang er nog mensen op vergiftigde stranden picknicken.
Wie wir mehr unternehmerische Verantwortung erwirken können © Goethe-Institut Italien | Illustratie: Caterina Laneri

Top