Snelle toegang:

Direct naar inhoud gaan (Alt 1) Direct naar hoofdnavigatie gaan (Alt 2)

Spreekuur - de taalcolumn
Het doek valt

Ein Mund mit einer Sprechblase in der sich ein Ausrufezeichen befindet
© Goethe-Institut e. V./Illustration: Tobias Schrank

Hoe is het Duits dat vandaag wordt gesproken tot stand gekomen? – Thomas Böhm deelt een verrassend inzicht over de Duitse standaardtaal, het Hoogduits.

Von Thomas Böhm

Met deze tekst valt voor mij het doek als columnist van “Sprechstunde”. Ik dank jullie voor de interesse in mijn bijdragen en ik dank het Goethe-Institut voor de uitnodiging om ons een beetje te laten nadenken over de Duitse taal. Het was mij een waar genoegen jullie te mogen vertellen over de magie, de poëzie en de inzichten die het Duits in mijn leven heeft gebracht, en over de bruggen die mijn moedertaal heeft gebouwd om andere talen en mensen beter te begrijpen.

Achter de coulissen

Vaak bevatten mijn bijdragen een verrassend element. Maar de grootste verrassing heb ik bewaard voor het laatst: een feit over onze taal dat ik, toen ik het las, zo wonderlijk vond dat ik nauwelijks kon geloven dat het mij niet veel eerder ter ore was gekomen! Dat feit komt hierop neer: wij, sprekers van het Hoogduits, zijn allemaal acteurs. Misschien is dat voor u niet zo'n verrassing ... misschien heeft u altijd al vermoed dat er achter de coulissen van de Duitse taal iets moet zijn gebeurd. Hoe valt anders te verklaren dat er zoveel dialecten zijn, maar slechts één “algemeen beschaafd” Duits, dat op school of in taalcursussen wordt aangeleerd?
 
Ik vertel jullie graag hoe dat komt. In het voorwoord van zijn boek Deutsche Bühnenaussprache (Duitse uitspraak op de bühne) keerde germanist Theodor Siebs (1862 - 1941) zich tegen de “aardesmaak van de taal”: het gebruik van dialecten tijdens de opvoering van toneelstukken. Hij vond dat een acteur die bijvoorbeeld de rol van Julius Caesar in het gelijknamige stuk van Shakespeare in een Berlijns dialect vertolkte, het artistieke genot van het publiek ernstig zou schaden. Siebs verwees hierbij naar Johann Wolfgang von Goethe, die in zijn Regeln für Schauspieler (Regels voor acteurs) stelde: “Wanneer in een tragische redevoering plots een gewestelijke uitdrukking opduikt, verliest zelfs de mooiste poëzie haar kracht. Zoiets vormt een belediging voor de toehoorders. Het allerbelangrijkst voor de zich ontwikkelende acteur is dan ook dat hij zich van alle fouten van het dialect bevrijdt en een volstrekt zuivere uitspraak tracht te bereiken.” 

Podiumtaal als norm

Helemaal in de geest van Goethes woorden stelde Siebs, samen met een aantal taalkundigen en vertegenwoordigers uit de theaterwereld, het boek Deutsche Bühnensprache (Duitse toneeltaal) samen, het eerste uitspraakwoordenboek van de Duitse taal. Het werd gepubliceerd in 1898 en de invloed reikte al snel tot voorbij de podia: Deutsche Bühnensprache groeide uit tot “doel en norm voor elk geschoold spreken”. Zodoende gingen mensen die “geschoold” wilden overkomen hun manier van spreken aanpassen aan wat er op de toneelpodia te horen was. En doordat deze vorm van de Duitse taal binnen de kortste keren op alle podia gesproken werd, werd elk theaterbezoek tegelijk een soort taalles.
 
Als u moeite hebt om dit te geloven, bedenk dan eens hoe snel bepaalde uitspraken uit populaire films of tv-reeksen vandaag in de omgangstaal worden overgenomen.
Om een voorbeeld te geven: bij de woorden “Wir stehen selbst enttäuscht und sehn betroffen / Den Vorhang zu und alle Fragen offen” (Ontgoocheld staan wij zelf en zien verslagen / ‘t Gordijn potdicht en open alle vragen)[ISO1]  denken in Duitsland minder mensen aan Der gute Mensch von Sezuan (De Goede Mens van Sezuan) – het stuk van Bertolt Brecht waaruit dit citaat afkomstig is – dan aan Das Literarische Quartett, het populairste boekenprogramma op de Duitse televisie, waarvan elke aflevering met die woorden eindigde.

Standaardtaal als opvoedkundig element

Dat brengt ons terug bij de open vragen … In het voorwoord van de 16e editie van Deutsche Bühnensprache (verschenen in 1957) wordt erop gewezen dat “door toedoen van de enorme uitbreiding van het verkeer, de groei van de grote steden, maar meer nog de miljoenen vluchtelingen, de eenheid van het landschap veel minder hecht is geworden”. – Ja, hier wordt inderdaad gesproken over “vluchtelingen”. Bedoeld worden die mensen, die na het einde van de Tweede Wereldoorlog vanuit de voormalig Duitse of door Duitsland veroverde gebieden naar West-Duitsland waren gekomen.
 
Als gevolg daarvan – aldus nog het voorwoord – werd het “naast elkaar bestaan van dialect en standaardtaal” versterkt. Dit leidde tot “taalvermenging” en “onachtzaamheid” en creëerde uiteindelijk “die cultuurloze vorm van taal die men jargon (groepstaal) noemt”. Dit leverde de pedagogische conclusie op dat “op school niet alleen aan de taal maar ook aan de uitspraak moet worden gewerkt”. De kinderen moesten niet alleen het schrift, maar ook de “zuivere klank en uitspraak” leren.

Taaldimensies

Het onderwijs in de zuivere Duitse standaardtaal is dus – historisch gezien – voor een stuk toneelonderwijs. Erg duidelijk is dat echter niet, zeker sinds het boek van Siebs sinds 1969 niet meer Deutsche Bühnensprache heet, maar Deutsche Aussprache (Duitse uitspraak).
 
Hiermee eindig ik mijn kleine taalhistorische monoloog, waarin ik – net als in mijn vorige bijdragen – er vooral op heb willen wijzen welke dimensies van de grammatica, de linguïstiek, het taalgebruik, de poëzie en het wereldbeeld in elk woord ter wereld, niet alleen in het Duits, tot uitdrukking komen.
 
Graag tot later, in welk uitspraak of welke taal ook!
 

Top